Oh mevrouw Kaag, ik begríjp het zo goed.
‘Voorzitter, als ik goed ben geïnformeerd heeft collega Smit zelf helemaal geen kinderen.’
Nienke krijgt een brok in de keel. ‘Ja, hoezo?’
‘Dan weet ik ook niet waarom zij zich zou moeten bemoeien met onze ouderschapsregeling.’
Nienke kan haar tranen nauwelijks bedwingen. Haar argument dat de regeling geen rekening houdt met alleenstaande ouders blijft onuitgesproken.
Een persoonlijke aanval. ’t Zijn niet de minsten die zich erdoor uit het veld laten slaan.
Net als bij de Algemene Beschouwingen, september anno 2022
Baudet vs. Kaag.
Zij zou volgens hem aan een universiteit hebben gestudeerd waar spionnen voor een geheime dienst werden gerekruteerd.
Hij doet gemeen. Zij wordt emotioneel, staat op en loopt weg. Die dag is er nog maar één onderwerp in het land. En dat zijn níét de kabinetsplannen. Het onderwerp van Prinsjesdag 2022 is:
Dit kan zo niet!
Kamp Baudet: dit kan zo niet! Ik heb vrijheid van meningsuiting. Alles moet besproken kunnen worden. Zie je wel dat ze iets te verbergen heeft.
Kamp Kaag: dit kan zo niet! Je hoort mensen niet persoonlijk aan te vallen. Er zijn grenzen. Dit is de oorzaak van bedreigingen. Voorzitter grijp in!
De vraag van vandaag: moet een persoonlijke aanval kunnen in het parlement?
Laten we beginnen met de definitie. Wat is een persoonlijke aanval? Het argumentum ad hominem:
Een peroonlijke aanval is een oneigenlijke tegenwerping die betrekking heeft op de persoon die een bewering doet, niet op de bewering zelf. Het is een poging om een opponent in diskrediet te brengen (aldus Wikipedia). Het is een manier om de geloofwaardigheid van de persoon in twijfel te trekken: een poging om zijn ethos aan te vallen. En dat maakt een politicus (en iedereen) heel kwetsbaar. Want waar blijf je, als je niet meer wordt geloofd?
De ad hominem zegt: wát die persoon ook zegt, je kunt zijn argumenten niet serieus nemen omdat hij [en dan een of ander persoonlijk kenmerk dat niks over de inhoud van zijn verhaal zegt]
– nog maar een maand bij ons werkt
– vroeger ook al vals speelde
– zelf overgewicht heeft
– helemaal geen rechten heeft gestudeerd
– et cetera.
Vaak lijkt het alsof die persoonlijke omstandigheden wél met het onderwerp te maken hebben: de mondhygiënist met gaatjes, de sprekerscoach die zelf stottert.
Da’s toch volstrekt ongeloofwaardig??
Het punt is: hun persoonlijke omstandigheden zeggen niets over de kwaliteit van de argumenten of het advies. Ze zeggen hooguit hoe goed de adviseur zijn eigen adviezen opvolgt.
Drie keer per week hardlopen is een heel goed advies om je conditie te verbeteren, óók als het komt van een voetbalcoach met een bierbuik.
Toch is de ad hominem helaas vaak effectief.
Want hij raakt ons daar waar we gevoelig zijn: in onze integriteit. Daarom worden we emotioneel, slaan dicht en zijn ons anders zo indrukwekkende reactievermogen op slag kwijt.
Als we nou toch beter wisten dat het meestal een wanhoopsdaad is
Als een voetballer de bal écht niet meer kan tegenhouden, dan moet hij zijn tegenspeler maar pootje lichten. Dan speelt hij op de man, in plaats van op de bal: een wanhoopsdaad, omdat hij geen technisch (inhoudelijk) weerwoord heeft. Liever een gele kaart dan een doelpunt tegen.
Precies, een gele kaart! Die had de Kamervoorzitter moeten geven aan Baudet.
Maar een voorzitter is geen scheidsrechter. De voorzitter bepaalt niet wat er wel en niet gezegd mag worden in een debat. De voorzitter moet inhoudelijk neutraal zijn. De voorzitter zorgt alleen dat iedereen op het juiste moment aan het woord komt. Meer niet. Het parlementaire debat is niet hetzelfde als een potje voetbal.
De voorzitter is ook geen juf die de kinderen nog wat mores probeert bij te brengen (Zeg sorry tegen Benjamin. Goed zo. En geef elkaar nu maar een hand). Ik hoor Baudet al reageren: Sorry zeggen tegen mevrouw Kaag? Ik krijg niet eens een antwoord van haar. Wie moet hier sorry zeggen?!
Een Kamerlid bepaalt nu eenmaal zelf waar zij z’n spreektijd aan besteedt.
Maar de voorzitter heeft toch bevoegdheden?
De kamervoorzitter kan waarschuwen, het woord ontnemen en zelfs iemand uitsluiten van de vergadering in de volgende gevallen, zie artikel 8.14 – 8.18 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer:
– Als iemand herhaaldelijk van het onderwerp afwijkt.
Maar wie bepaalt of de inbreng ter zake doet? Baudet vond het blijkbaar van belang waar Kaag gestudeerd heeft. Voordat de voorzitter kan besluiten of het wel of niet ter zake doet, zal ze hoor en wederhoor moeten plegen. Ik zou het heel slecht vinden als een voorzitter – die neutraal moet zijn – zonder hoor en wederhoor zou bepalen welke inbreng van belang is en welke inbreng niet. Dus ook hier: het gaat niet zonder weerwoord vanuit de Kamer.
– Als iemand beledigende dingen zegt.
Maar wat is beledigend? Wie bepaalt dat? De ontvanger. En dan zal de ontvanger moeten uitleggen waarom iets beledigend is: Kaag had dan moeten uiteleggen dat ze zich beledigd voelde. Maar ik geloof dat in de kwestie Baudet vs. Kaag belediging niet aan de orde was. Het was verdachtmaking, geen belediging. Maar ook hier: het gaat niet zonder weerwoord.
– Als iemand de orde verstoort.
Dat is als iemand door sprekers heen praat. Of lawaai maakt, schreeuwt en op die manier het debat onmogelijk maakt. Daar was hier geen sprake van. Alle andere Kamerleden hadden de mogelijkheid te interrumperen. Alle fracties en het kabinet hadden nog spreektijd om te reageren.
– Als iemand geheimhouding of vertrouwelijkheid schendt.
Dat was hier niet het geval: Baudet heeft niet uit de school geklapt over wat er in een besloten vergadering is besproken.
– Instemmen of aansporen tot onwettige handelingen.
Baudet insinueert dat de minister een opleiding tot spion heeft gehad. Maar zelfs dat zegt hij niet letterlijk. Hij stemt niet letterlijk in met, noch spoort hij aan tot onwettige handelingen.
Er is wel de aanname dat Baudets herhaaldelijke verdachtmakingen een aanleiding zijn voor de bedreigingen die de beveiligde Kaag – en andere politici – te verduren krijgt. Maar een voorzitter kan niet zomaar het woord ontnemen van een volksvertegenwoordiger als ze zelf de verdenking heeft dat uitspraken mogelijk tot bedreigingen zouden kunnen leiden. Het lijkt me heel onverstandig als één persoon – die neutraal hoort te zijn in het debat – op basis van vermoedens een volksvertegenwoordiger het woord ontneemt.
Maar ik geloof wél dat die verdachtmakingen niet onschuldig zijn.
Wij verschillen echt niet zoveel van mening.
Ik vind onterechte beschuldigingen ook onfatsoenlijk. Niet chique. Mogelijk zelfs gevaarlijk, en daarmee intimiderend. Ik wil er dus, net als jij, zo snel mogelijk vanaf. Korte metten ermee! Lik op stuk. Aanpakken die handel.
Maar dan passen we het reglement van orde toch aan?
Je bedoelt dat we alle toespelingen op de persoon in het parlement verbieden? Dat zou de Kamer inderdaad in zijn reglement kunnen opnemen, dan kan de Kamervoorzitter daarop ingrijpen.
Vinden we echt dat het nóóit over de persoon mag gaan?
Dus dan mogen deze vragen ook niet:
– Heeft u in verkennende gesprekken over de positie van de heer Omtzigt gesproken?
– Heeft u inderdaad over die plannen gehoord toen u de heer Putin persoonlijk heeft ontmoet?
Niet alle persoonlijke aanvallen zijn onterecht. Soms – best vaak eigenlijk – willen we onze politici aan kunnen spreken op hun gedrag.
Dus, persoonlijke aanvallen, ik zou ze niet verbieden.
Want soms zijn ze terecht.
Maar zelfs áls je ervoor bent om die persoonlijke aanvallen te verbieden: niet elke voorzitter zal altijd precies op het juiste moment ingrijpen. ’t Zijn net mensen.
Je zult weleens met een onterechte of een niet-ter-zaake-doende persoonlijke aanval te maken krijgen.
Daarom ben je er maar beter op voorbereid om een dergelijke aanval te pareren. Want geen enkele voorzitter is perfect.
Ik moet ook altijd alles zelf doen. *zucht*
De vraag is dus niet: óf een persoonlijke aanval moet kunnen
Want ze gebeuren nou eenmaal. Overal. Ook aan jouw vergadertafel.
Óók als we ze verbieden. (Welk verbod heeft ooit geholpen??)
De vraag is: hoe pakken we die persoonlijke aanvallen effectief aan?
Niet door weg te lopen. Dat vestigt alleen maar meer aandacht op jouw persoon.
Niet door de aanvaller de mond te snoeren. Dat is olie op het vuur. (Zie je wel! Ze heeft wat te verbergen!)
Maar door op te staan. En naar het spreekgestoelte te lopen.
En wat zég ik dan?
Je doet twee dingen:
- Je maakt duidelijk dat de persoonlijke aanval niets met de inhoudelijke inbreng te maken heeft (dat doe je het beste door de aanval toe te geven en/of te ridiculiseren).
- Je vraagt de ander om alsnog op het argument of de inbreng te reageren.
Bijvoorbeeld zo:
‘Heb je te veel suiker gegeten, of zo? Je reageert zo opgefokt.’
Reageer dan niet met: ‘Ik eet al drie weken geen suiker meer! En hoezo opgefokt? Ik doe helemaal niet opgefokt!’
Maar wel:
- Ridiculiseren: ‘Misschien heb ik inderdaad te veel suiker gegeten. Misschien heb ik wel ontbeten met marsepein en had ik suikerspin voor lunch. En misschien drink ik m’n koffie wel met zout. Ik zou niet weten wat dat te maken heeft met mijn argument.’
- Terug naar de inhoud: ‘Als mijn argument [noem het nog een keer] inderdaad zo slecht is, is het voor jou vast geen probleem om uit te leggen wat eraan scheelt.’ En het kan natuurlijk ook gewoon vriendelijk 😉 ‘Wat ik zei is [noem je argument], zou je daarop willen reageren?’
Nog een: een klassieker!
‘Je bent zeker ongesteld? Altijd als je ongesteld bent reageer je zo emotioneel.’ (Oh my…)
- Ridiculiseren: ‘Misschien ben ik inderdaad ongesteld. Misschien gieren de agressiehormonen wel door m’n lijf. In dat geval hou ik me trouwens nog behoorlijk in. En misschien ben ik wel chagrijnig omdat m’n tampon scheef zit. Laat de emotie maar even voor wat die is.
- Wat ik zeg is dat [maak weer je punt] en ik ben benieuwd wat je daarvan vindt.
Bedenk altijd: als ik persoonlijk word aangevallen, is dat een teken dat mijn opponent de inhoud uit de weg gaat.
Een persoonlijke aanval is een kans
Om te laten zien dat de aanvaller de inhoud links laat liggen.
Wat was dan een mogelijke reactie geweest op Baudets persoonlijke aanval?
Zowel andere Kamerleden als Rutte als Kaag zelf hadden kunnen reageren met bijvoorbeeld:
- Voorzitter, begrijp ik goed dat de beroepskeuze van willekeurige studenten van een Engelse universiteit bepaalt hoe de heer Baudet denkt over de kabinetsplannen die we nu bespreken? En stel dat blijkt dat zijn insinuaties helemaal niet kloppen, denkt hij dan ineens anders over het kostenplafond voor energie? Voorzitter, het doet er helemaal niet toe waar welke geheime dienst z’n medewerkers vandaan haalt. Wat ik weet is dat mevrouw Kaag – of je het met haar plannen eens bent of niet – heel hard voor Nederland werkt en dat wij in alle openbaarheid de kabinetsplannen in deze Kamer bespreken. Voorzitter, we staan in Nederland voor een spannende winter. We bespreken hier de voorstellen waarmee het kabinet wil voorkomen dat miljoenen Nederlanders in de financiële problemen komen of in de kou komen te zitten. De fractie van .. is erg benieuwd wat de heer Baudet wil doen om deze mensen te helpen. Graag daarop een reactie, voorzitter.
- Voorzitter, ik heb inderdaad aan Oxford gestudeerd. En wie daar allemaal medewerkers rekruteerde, ik zou het bij god niet weten. Maar al zou er door drie geheime diensten tegelijk zijn gescout, al zou ik hebben gestudeerd met mister James Bond himself, al hadden mijn studiegenoten vóór hun tentamens hebben ontbeten met wodka-martini, al hadden ze hun boeken achterstevoren gelezen, al hadden ze hun tanden gepoetst met mosterd: dat heeft niets met mij te maken en het doet al helemaal niets af van de plannen die het kabinet hier vandaag aan uw Kamer voorlegt. Ik hoor nog steeds graag van de heer Baudet op welke punten hij de kabinetsplannen steunt en op welke punten niet. Dan geef ik daar graag een reactie op.
Het is een eenvoudig format
a. Als het verwijt niet waar is:
Al zou het zo zijn dat ik vroeger valsspeelde.
Al zou het zo zijn dat… al zou…[nog iets geks eroverheen] en zélfs als …[overtreffende trap]… dan nog heeft dat niets te maken met [de inhoud die voorlicht]. Zou u willen ingaan op het punt van [vul in waar je het over wil hebben].
b. Als het verwijt wel waar is
Klopt, ik praat inderdaad bekakt.
Het is ook zo dat ik [verwijt]. Sterker nog, ik heb zelfs [nog een bekentenis], en als u het helemaal wil weten, ik ben ook nog eens [overtreffende bekentenis]. En als het inderdáád zo’n dom argument is, dan kunt ú me vast uitleggen waarom het onverstandig is. [terug de inhoud in]
c. Als het niet waar is, maar je bent bang dat het gerucht blijft rondzingen (in casu Kaag)
Dit is een verdachtmaking die werkelijk kant nog wal raakt. En wie beweert heeft bewijslast. Maar, voorzitter, al zóú het zo zijn dat …. en zelfs als …. en al zou …. dan zou ik niet weten wat dat te maken heeft met de plannen om [geef ruim aandacht aan de inhoud] en daar hoor ik het geachte Kamerlid … niets over zeggen.
Een ad hominem voor je kiezen?
Ten strijde, makkers!
Laat niemand ermee wegkomen.
En wacht niet op een voorzitter.
Al had die de bevoegdheden van een dictator.
Er komt een dag waarop die ligt te slapen.
Doe als een echte Nederlander betaamt
Ga naar de bouwmarkt. Koop gereedschap. Doe het zelf.
Wil je je gereedschapskist vullen met meer argumentatietools? Je debatreflexen trainen?
Er is altijd wat te doen.